De boer die sterft

Karel VAN DE WOESTIJNE
€10,00
Envoyez à
*
*
Méthode d'expédition
Nom
Délai de livraison estimé
Prix
Aucune option d'expédition

Year: 1973
Place: Amsterdam
Publisher: J.M. Meulenhoff
Edition:
 ?

Language: Nederlands
Pages: 32
Condition: Fair
Cover condition: Poor
Binding: SC
Ft: 22x14,5 cm. 50 gr.

- Over het verhaal: De Boer die Sterft maakt deel uit van Karel van de Woestijnes zorgvuldig gecomponeerde bundel De Bestendige Aanwezigheid, verschenen in 1918. Deze valt in twee helften uiteen, Drie Heiligen en De Vijf Zinnen. In de verhalen der drie heiligen, Adilia, Arnulphus en de heilige van het getal, wordt een stap voor stap omhoogstijgen getekend van natuur tot geest, ja tot het zien van God, tenslotte ook voor de heilige alleen mogelijk door nederigheid. De beide verhalen van De Vijf Zinnen daarentegen, De Boer die Sterft en Geboorte van Eva, laten ons het menselijk leven zien als een lange keten van de ervaringen der zinnen, in het diepzinnig laatste verhaal met al de problematiek van doem en genade, die daarin schuilt. De Boer die Sterft, geschreven in het voorjaar van 1914, is magistraal proza reeds dadelijk door zijn synthetische eenvoud en door de zeer gevarieerde en intensieve schildering der zintuiglijkheid. Een oude boer ligt in de opkamer van zijn hofstede tegen het vallen van de avond eenzaam te sterven. Hij weet het, hij 'maakt al zijnen pak' voor de laatste reis. Wrevelig ervaart hij het tekort van zijn leven: 'ik zal toch nooit mijnen wel hebben', maar hij herleeft ook gretig, in een reeks van flitsen, de herinneringen, dat hele bonte leven van werk en genot, vreugd en verdriet, zoals hij het heeft ervaren met zijn zinnen en met zijn hart. Het is voorbij, maar het is allemaal nog een ogenblik werkelijk en tegenwoordig. Van de Woestijne legt die levenservaringen uiteen in de verschijning der vijf zinnen, gepersonifieerd in vijf vrouwen, die bij zijn bed verschijnen, zijn dochter Bertha (de ogen), Marie van de Burgemeester (zijn oren), Zuima, de slonzige dochter van de schoenlapper (zijn neus), Boldina van de pastoor (zijn smaak) en tenslotte zijn moeder (zijn tastzin). Vijfmaal, telkens vanuit een andere gezichtshoek, trekt dit kleurige, dóór en dóór Vlaamse boerenleven, maar dat in zijn echtheid algemeen menselijk is, aan ons voorbij. De intense en waarlijk geraffineerde weergave in taal van dit zintuiglijk leven, hoe natuurlijk ook in de mond gelegd van de vijf vrouwen, is een prachtig staal van Van de Woestijnes impressionisme. Men lette vooral op de weergave van smaak en tastindrukken! De eigenlijke grootheid van dit verhaal is echter, dat deze boer, met alle zinnen levend in het natuurverband naast planten en dieren, meer is dan de som der zintuiglijke ervaringen, een menselijke ziel. In heel het schilderij is bij alle druistigheid, iets als een nauwelijks tastbare vroomheid. Aan het einde wordt deze concreet, als zijn overleden vrouw Wanne verschijnt, bij hem te bedde zal komen en neerknielt voor haar gebed. Hij doet zijn ogen toe en bidt van binnen mee: Onze Vader die in de hemelen zijt. En dan komt het in zijn lapidaire eenvoud grandioze slot. De boer wil iets zeggen, maar hij wacht nog, olijk glimlachend. 'En hij deed zijn mond open, zijn zwarten mond. Maar hij zei niets. Want hij was dood'. De Boer die Sterft was Van de Woestijnes antwoord op een uitdaging. Men had de lyrische belijdenisdichter niet in staat genoemd een boeren-novelle te schrijven als Buysse of Streuvels. Hij deed het op zijn eigen wijze en ging daarbij ver de anekdotische boerennovelle van een modeliteratuur te boven. Voor de geijkte boerennovelle had hij weinig sympathie. In een brief aan Vermeylen uit 1920 over de oprichting van een Hollands-Vlaams tijdschrift (het werd De Stem) schrijft hij: Coster, Havelaar en Gij kunt zorgen voor de 'tenue'; misschien verlossen de twee eersten ons van de kleinmalerei, de derde van de boerennovelle. Ik heb toch den Boer leren sterven? Schrijf Gij nu eens zijn lijkrede! De Boer die Sterft is meermalen afzonderlijk uitgegeven, ook in schooledities (gekuist!). In 1938 verscheen een luxe-uitgaaf met zeven prachtige houtsneden van Josef Cantré. Herman Teirlinck gaf, voor 't eerst in 1930, met leerlingen van het Hoger Instituut voor Sierkunsten te Brussel een boeiende scenische opvoering met omlijsting door muziek, ballet en vooral lichteffecten.

- Omslag Jozef Cantré.